Riesling

de Vergeten Koningin Passie voor Elzaswijn

Riesling

Riesling wordt voor het eerst op schrift in het Duitse Rijndal vermeld, waar hij zich waarschijnlijk in de Middeleeuwen uit een wilde wijnstok ontwikkelde. Die eerste vermelding betreft een rekening uit 1435 waarop de naam wordt gespeld als ‘riesslingen’. De moderne spelling verschijnt pas in 1552 in het Latijnse kruidenboek van Hieronymus Bock.

 

Riesling schijnt in de Elzas al in 1477 voor te komen, want hertog René van Lotharingen liet zich er lovend over uit. Er lijken echter ook aanwijzingen te zijn dat de Riesling veel verder teruggaat. Zo schijnt Lodewijk II al in de 9e eeuw besloten te hebben dat rassen als de Trollinger en de Orleaner gerooid moesten worden ten faveure van de Riesling. En nog verder terug: in Romeinse geschriften in de eerste eeuw meent men een verwijzing naar Riesling te ontdekken. Eind 19e eeuw, toen de Elzas onder Duits bestuur stond en nog slechts bulkwijnen produceerde, kwam Riesling weinig voor in de Elzas. Pas na 1919, toen de streek weer bij Frankrijk kwam, nam de aanplant van Riesling toe. Vanaf de jaren zestig groeide Riesling naar de koppositie die hij nu inneemt.

 

De meeste druivenrassen in de Elzas hebben een eigen, herkenbaar karakter, of ze nu op zand, leem, kiezels of graniet opgroeien. Het mooie van de Riesling is, dat deze juist het karakter van het terroir tot uitdrukking kan brengen. Proef 10 of 20 Rieslings naast elkaar en ze zijn allemaal verschillend. En dat kan geen verrassing zijn als je je realiseert dat oenologische experts maar liefst 150 aromatische componenten hebben weten te onderscheiden in de Riesling. Je kan dus eigenlijk niet zeggen dat je houdt van Elzas Riesling, want de Riesling van de Pfersigberg heeft bijvoorbeeld een duidelijk ander karakter dan die van de Eichberg (terwijl die toch vlak bij elkaar liggen, bij Eguisheim). Riesling is beslist geen allemansvriend en laat zich ook niet altijd onmiddellijk beminnen. Maar ik behoor tot de groep mensen, die ernstig lyrisch kunnen worden van de Riesling. De tinten groen in het glas bij een jonge Riesling, zwemen van goud bij een oudere. De nobele en subtiele geuren, die uiteenlopen van citrusvruchten tot wit fruit en grapefruit, bloemige aroma's, maar ook bijvoorbeeld venkel en anijs. En de mooiste ontwikkelen bij het ouderen een mineraal aroma (vuursteen en ook de – door sommigen verafschuwde – ‘petrol’ ).

 

De jonge Rieslings hebben een frisheid die de hele fles duurt; door zijn structuur en delicate fruitigheid is de Riesling zeer geschikt voor de betere keuken. Groot voordeel van de Riesling: hij wordt altijd beter op de fles, alhoewel ik persoonlijk de claim dat je ‘m decennia lang kan laten liggen, ietwat overdreven vind.

 

Riesling stelt niet echt hoge eisen aan de bodem en voelt zich op veel plekken thuis. Groeit hij op een kalkachtige bodem, dan zullen de citrus-tonen wat sterker zijn en in z’n jeugdigheid zijn de zuren soms wat aan de bijtende kant (dat verzacht op de fles). Van mergelgronden komen Rieslings met een sterker ontwikkelde mineraliteit, terwijl een granietachtige bodem vooral de bloemige aspecten zal versterken.

 

terug naar WIJNEN

 

22% van productie

bijna 3.400 ha.

 

 

Tijdens de proeverij van oude jaargangen (2012, tijdens de Foire aux Vins in Colmar), georganiseerd door de Confrérie St. Etiennne, dronken we o.a. deze Riesling uit 1988 van Dopff au Moulin (Riquewihr).

 

Nog steeds verrassend fris, met o.a. nootjes en karamel; een genereuze, volle, rijke wijn.

 

 

 

Een nog oudere Riesling proefden we in 2011 bij een bezoek aan de Oenotheek van diezelfde Confrérie, een Riesling Kaefferkopf 1971 van Kuehn uit Ammerschwihr.

 

Naar mijn smaak toch wel erg gemaderiseerd.

 

COPYRIGHT © 2012 | ALL RIGHTS RESERVED

PRIVACY STATEMENT | TERMS & CONDITIONS